Een
overvalploeg in Nederlandse uniformen was een ding, maar voor het
slagen van de opdrachten van de overvalploegen; met name het intact
veroveren van de bruggen, was meer nodig. Een Nederlandstalige
woordvoerder was daarbij onmisbaar. Immers iemand in een Nederlands
uniform moest ook Nederlands kunnen spreken om een Nederlandse
wachtpost of een wachtcommandant te overtuigen dat de overvalploeg
zou kunnen passeren. Er moest dus bij iedere overvalploeg in ieder
geval 1 persoon zijn gevoegd die in het Nederlands het woord kon voeren.
Eerste aanwijzingen
Op 5 november 1939 kregen Hauptmann Rudloff en Hauptmann Fleck
(1)
van
Canaris
en
Lahousen
het bericht dat 7 november 1939 bijna 90 orts- und sprachkundige Fuhrer
und Dolmetscher op afroep gereed zouden zijn. (2)
Canaris
was hoofd van de Duitse Inlichtingendienst en
Lahousen
hoofd van de
afdeling sabotage
van die dienst. Rudloff was op dat moment
verbonden aan de Abwehrabteilung II, Fleck aan AST VIII Breslau.
De afdeling sabotage zocht, meestal via de
Abwehrstellen,
contact met Rijksduitsers die de Nedelandse taal voldoende machtig
waren dan wel Nederlanders die Duitsgezind waren, waaronder de
NSBND.
NSBND
Op 20 mei 1939 was de
NSBND
formeel afgesplitst van de NSB vanwege veranderde Nederlandse wetgeving.
De weerafdeling (W.A., naar voorbeeld van de S.A. van de NSDAP) van de Duitse Bond (NSBND); versluierd onder
het mom van een Sport & Spel (S&S) beweging, stond onder
leiding van
Hubert Köhler.
De
NSBND
stond in contact met
Abwehrabteilung II,
want op of vlak voor 14 november 1939 ontmoette
Herdtmann
in Berlijn
een vertegenwoordiger daarvan, waarschijnlijk
Lahousen
zelf en/of
Marwede.
De inhoud van die bespreking is niet bekend maar hij was enthousiast
en zegde toe een aantal Nederlandse mannen ter beschikking te stellen
voor de taak de Abwehr in gedachten had. Waarschijnlijk is
daarbij over de rol van de Nederlanders bij de overvalploegen gesproken.
Die dag stuurde hij een bericht aan de leider van de afdeling Sport
en Spel (S&S);
Hubert Köhler.
De boodschap luidde: "Roep
de S&S leden van kring 4 op voor een alarmoefening op 19 november
1939".
(3)
Ook de S&S leden van andere kringen ontvingen
een dergelijke oproep. Telkens waren bij die bijeenkomsten eveneens
een aantal Duitse gezagsbekleders en officieren van de Abwehrstellen
en Abwehrabteilung II in Berlijn aanwezig.
De beproefde handelwijze was ongeveer als
volgt. Eerst tastte de medewerkers in het kader van de werkzaamheden
Gruppe 1/West
Erkundung und Einsatz von oppositionellen
Organisationen und nationalen Minderheiten in verschiedenen Ländern
(Verkenning en inzet van oppositiebewegingen en minderheden in
verschillende landen) af hoe de partij tegenover samenwerking stond,
later volgde, afhankelijk van de opstelling, concrete invulling van
de taken in samenwerking met Gruppe II(/2) van de verschillende
Abwehr(neben)stellen.
Neumeister of Marwede
Van de zijde van de Abwehrabteilung II zochten eerst Major Werner
Neumeister en Wilhelm Bodens (een ondergeschikte van Neumeister)
contact met
Herdtmann
en later ook met Mussert. De hoofdtaak van de
Abwehrabteilung II
was de gevechtskracht van de (mogelijke)
tegenstanders op allerlei mogelijke manieren aan te tasten en
het politieke systeem te ontwrichten, waarbij Gruppe 1 zich actief
richtte op oppositiepartijen en minderheden in verschillende landen
met het bovengenoemde doel.
Gruppe 1
kende een regionale indeling waarbij Nederland onder
Gruppe 1/West
viel.
Marwede
was de commandant van die Gruppe.
De
naam van Werner Neumeister lijkt een alias te zijn van
Friedrich Carl Marwede.
Hij gebruikte bij zijn regelmatige contacten met de leider van de VNV
in België ook een alias (Messerschmidt)
(4).
De naam Neumeister werd in het kader van contacten met Duitse instanties door
Köhler
en Herdtmann
veel gebezigd. Mede gelet op de functie van
Marwede
is het goed mogelijk dat hij het alias van Neumeister gebruikte in zijn contacten met de NSB en de
NSBND.
(5)
(6)
Contactpersoon Bodens
Marwede
legde het eerste contact en Bodens fungeerde verder als
contactpersoon van de
Abwehrabteilung II
met Herdtmann
en Mussert.
Marwede
hield wel steeds een vinger aan de pols en hij
was aanwezig bij de belangrijkste besprekingen waaronder die tussen Marquardt,
Marwede,
Krehl en Herdtmann
waarbij de inzet van de Brandenburgers verder werd uitgelegd.
Ook
Fritz Scheuermann, eveneens ondergeschikte van
Marwede,
hield zich bezig met de contacten tussen
Abwehrabteilung II
en de NSBND
en de NSB.
(5)
Het ligt voor de hand dat ook aan de naam van de Wilhelm Bodens in dit
verband getwijfeld mag worden.
(7)
Hij zou afkomstig zijn uit
Zuid-Limburg en in 1940 Duits staatsburger zijn geworden en hij zou
verbonden zijn geweest aan het Rheinländisches Museum für
Heimat- und Sibbekunde. In ieder geval het eerste wordt door andere
bronnen weersproken. Dat Bodens goed Nederlands sprak is onbetwist.
Kurt Mirow
Herdtmann
sprak een aantal malen met Marwede en Bodens.
Nadat Marwede
Herdtmann
had geplost en duidelijk was geworden dat de
NSBND
mee wilde werken aan de sabotageacties, benaderde Kurt Mirow
Herdtmann
voor de verdere invulling van het plan.
Mirow was als de commandant van de
Gruppe II Sabotage Abwehrnebenstelle Koln
direct betrokken bij de voorbereidingen van de aanval op
het westen
(8)
en de organisatie en het handelen rondom
de trainingskampen van de Brandenburgers van
Gruppe 3/zbV 800 Abwehrabteilung II
langs de grens met
Nederland in 1939/1940, waaronder Asperden, Arsbeck, Wahn en Linnich.
In januari en februari 1940 spraken ze meermalen met elkaar in dat
verband.
(8)
(9)
NSNAP
Dat niet alleen de
NSBND
maar ook de NSNAP diep bij de operaties waren betrokken blijkt
wel uit het feit dat Ernst van Rappard zelf was ingedeeld bij een overvalploeg
betreffende de verovering van de bruggen rondom Maastricht.
In februari 1940 had van Rappard afscheid genomen van deze operatie. (Later zou
hij zich aanmelden bij de Waffen-SS en in Rusland strijden tegen
het communisme)
Onduidelijk is of er meerdere leden van de NSNAP bij de overvalploegen waren
betrokken of anderszins sabotagedaden pleegden. Het ligt erg voor de
hand maar verder dan enkele aanwijzingen komen we nog niet.
Anderzijds schakelde Mirow in september 1940 drie agenten van de NSNAP in voor
sabotageacties in Engeland. Op 3 september 1940 was hij
verantwoordelijk voor 2 teams Jose Waldberg en Carl Meier enerzijds,
Charles van den Kieboom en Sjoerd Pons anderzijds die langs de
Engelse kust van Kent aan wal moesten gaan met
radioverbindingsapparatuur. Deze actie mislukte schromelijk, want ze
werden vrijwel direct ontmaskerd. Het geeft wel aan dat Mirow goede
contacten had met de NSNAP. Verondersteld mag worden dat die
contacten ook voor mei 1940 eminent waren. Mogelijk zijn ook het Zwart Front en de
NSNAP van Kruyt in dit kader gepolst.
Actieve werving
Tijdens de gesprekken in januari en februari 1940 tussen
Herdtmann,
Köhler
en Mirow kwamen de voorbereidingen op de
operaties ter sprake. Op en omstreeks 17 maart 1940 volgde nieuwe
bijeenkomsten, o.a. in café Frankenheim en café
restaurant Haus der Deutschen Kunst in Düsseldorf. Tijdens die
bijeenkomsten legden degenen die ingezet zouden worden een eed af:
Ik geloof in het leidend beginsel der NSB.
Ik beloof, mijn volk, mijn koningin, mijn vaderland steeds te dienen.
Ik beloof trouw en gehoorzaamheid aan de leider Mussert.
Ik beloof mij te allen tijde te zullen gedragen zoals een weerman betaamt.
Bovendien beloof en zweer ik, dat van alles, wat ik van heden af hiervoor doen
moet, stipte geheimhouding tegenover iedereen door mij in acht zal
worden genomen.
Verder zweer ik, dat ik over alle zaken die mij bij deze gelegenheid ter
kennis komen, tegenover elkeen, zelfs mijn naaste familieleden,
absoluut stilzwijgen zal bewaren, ook later ten aanzien van alles wat
ik gedaan heb.”
Het
eerste deel van de eed was van de hand van
Herdtmann, het gedeelte
betreffende de geheimhouding voegde F. van der Veen; de secretaris
van de
NSBND, toe.
De trainingskampen
Begin maart 1940 waren een aantal trainingskampen ingericht langs de grens
met Nederland. In de kampen werden de leden van de
overvalploegen samen gebracht, opgeleid, c.q. verder geïnstrueerd.
Na de bijeenkomsten van de weerafdeling (S&S) gingen de
geselecteerde Nederlanders ofwel direct naar de trainingskampen dan
wel gingen ze daar begin april 1940 heen. Om en nabij 200 Nederlanders
werden geworven onder het mom van Dolmetscher en/of Ortskundige Führer.
(10)
De trainingskampen waar de
Nederlanders verder zouden worden voorbereid, waren afgesloten van de
buitenwereld. Er was voor hen geen mogelijkheid om het kamp te
verlaten. Op de uitgaande post rustte een strenge censuur. Aangezien
Köhler
en Spreij de Nederlandse brieven konden lezen verzorgden
zij die censuur.
Valse voorwendselen
De
gedachte als zouden de Nederlanders van niets hebben weten en onder
valse voorwendselen de kampen zijn ingedreven, is allicht verre van
de waarheid.
Köhler
verklaarde dat hem bij het betreden
van een afgesloten kamp duidelijk werd dat de Nederlanders bij de
overval zouden worden gebruikt.
(11)
Tevens is bekend dat er
pasfoto's zijn gemaakt op het adres van de
Abwehrnebenstelle Koln
in Nederlandse uniformen
(12),
althans de persoon zou plaats
hebben genomen achter een pop in Nederlands uniform. Ook zijn er
maquettes gemaakt om de situaties rondom de bruggen uit te beelden.
In het kader van de voorbereidingen was het logischerwijs
noodzakelijk om het te veroveren object te verkennen. Het ligt zeer
voor de hand dat de Nederlanders daarbij ook een rol hebben gespeeld.
Dat velen naoorlogs hun rol bagatelliseerden is evident gezien de
straffen die konden worden opgelegd; Mussert,
Köhler en
Herdtmann
werden ter dood veroordeeld. Köhler
kreeg gratie zodat zijn straf werd omgezet in levenslang.
Overige sabotageacties
Of
er ook Nederlanders naar het Abwehr opleidingscentrum Berlijn –
Quenzgut of Tegel zijn gegaan voor speciale training met explosieven
e.d. ligt wel voor de hand. Van enkele personen; Auke Damhof, Andries
Christen en John Peulen is bekend of wordt verondersteld dat zij
meewerkten aan het tot zinken brengen van Engelse schepen nadat die
de haven van Rotterdam hadden verlaten. Damhof, Christen en Peulen
zouden daarvoor dan hoogstwaarschijnlijk ook een opleiding hebben
gevolgd.
De
Nederlandstalige hulppersoon van de overvalploeg in Didam; in het
dagboek van Kaspers sergeant Verkerk genoemd, was in werkelijkheid
C.Th. Pouw, opperman te Elten. Hij werd in oktober 1950 door de
Bijzondere Raad van Cassatie voor zijn aandeel veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 10 jaar met aftrek van voorarrest. Hij was ten
tijde van de gebeurtenissen in Didam 23 jaar oud.
1.
Zowel Fleck als Rudloff werden in 1940 door Lahousen uit de
Abwehr-organisatie verwijderd. The National Archives, Kew, Richmond, Surrey, TW9 4DU, KV
2-73 p. 88. De naam van Fleck komt daarom niet terug in de bronnen
die de gebeurtenissen rondom de inzet van Nederlanders bij de in val
in Nederland mei 1940 beschrijven.
2.
Amt Ausland/ Abw. Chef,
Berlin, den 5.11.1939. Nr. 1313/39 g.Kdos. Abw.II/Chef II
(document). Mogelijk was er toen al contact geweest met de NSBND of
men putte uit andere bronnen, zoals de NSNAP van Kruyt of van
Rappard.
3.
Brief van H. Koehler,
d.d. 5 augustus 1941 in Mussert Het proces, p. 332 e.v.
4.
Marwede was leiter van Gruppe 1/W West Abwehrabteilung II van de Amtsgruppe
Ausland/Abwehr. De Gruppe 1 Insurgierung stond onder leiding van
Major Diebitsch. Chef Abwehrabteilung II was Arnim Lahousen.
5.
De naam Neumeister komt voornamelijk voor in de boeken die zich grotendeels baseerde op
de directe en indirecte verklaringen van Mussert in dat verband.
Etienne Verhoeyen, Spionnen aan de achterdeur: de Duitse Abwehr in Belgie 1936-1945, p. 247
6.
Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 2, p. 346/347
7.
Daarbij zou het mogelijk om Alfred Topfer kunnen gaan.
8.
Etienne Verhoeyen, Spionnen aan de achterdeur: de Duitse Abwehr in Belgie 1936-1945, p. 304 en 305.
9.
Paul Bronzwaar, Maastricht en Luik bezet: een comparatief
onderzoek naar vijf aspecten van de Duitse bezetting van Maastricht
en Luik tijdens de Tweede Wereldoorlog, p. 48 en Proces
Herdtmann, NIOD, Doc. I-673
10.
Bericht van de Tweede Wereldoorlog, deel 13. Over het precieze aantal ingezette
Nederlanders verschillen de meningen.
11.
Dagblad voor Amersfoort, 25 november 1949, p. 5.
12.
Paul Bronzwaer, Maastricht en Luik bezet: een comparatief onderzoek naar
vijf aspecten van de Duitse bezetting van Maastricht en Luik tijdens
de Tweede Wereldoorlog, p. 46-47
> Nederlandse hulppersonen