2e sectie (Slinger) tweede compagnie van het 22e Grensbataljon

Infanterie sectie Slinger, 2-22 G.B.

Sectiecommandant
Eerste groep, groepscommandant, schutter, helper, 6 soldaten, 1x Lewis M20


Tweede groep, groepscommandant/schutter, helper, 4 soldaten, 1x Lewis M20




Locatie van sectie Slinger tijdens gevechten 10 mei 1940.

De 2e sectie van de 2e compagnie van het 22e Grensbataljon, onder leiding van reserve 1e luitenant R.H.M. Slinger was ingekwartierd/ ondergebracht in (de buurt van) Kilder. De 2e sectie bestond hoogstwaarschijnlijk uit 1 officier (luitenant Slinger), 2 onderofficieren en 16 manschappen (totaal 19 militairen). Organiek zou de sectie uit drie groepen bestaan, echter zowel uit het bericht van van Meerendonk en Kruithof blijkt dat het om niet meer dan 20 militairen zou gaan.

De sectiecommandant was gelegerd te Kilder waardoor de groepen in de buurt daarvan zullen zijn geplaatst. Precieze details daaromtrent ontbreken op dit moment.

Oorlogsverrichtingen

Bij versperring 2147 aan de Peeskesweg was de sergeant Aart Kruithof aanwezig met zijn manschappen. Waarschijnlijk was de bemanning van versperring 2146 daar ook bij. Een andere sergeant (waarschijnlijk G. Veenstra of U. Janssen) was op patrouille gegaan met een soldaat. Nadat Kruithof de asperge versperring had gesteld en de draden doorgeknipt en dit door had gegeven aan de commandopost 2-22 G.B. in Duiven, vertrok hij waarschijnlijk rond 4.45 uur (NL tijd ) conform de instructie met zijn vernielingsploeg en de chauffeur van de Vrijwillige Landstormkorps Motordienst W. Prins naar Didam.

In zijn verklaring nam Prins op dat hij de helling afreed, hij doelde dan hoogstwaarschijnlijk op de Peeskesweg, en snelheid maakte. Onderaan de helling, dat is de kruising met de Oude Eltenseweg en de Schaapsdrift, liep een groep Duitse SS-troepen met o.a. pantserafweergeschut waar ze met de vrachtwagen doorheen moesten rijden.

Kruithof sloeg met de kolf van zijn karabijn de voorruit stuk waardoor ze vuur naar voren konden uitbrengen. Prins zag kans om met de linkerhand het stuur vast te houden en met de rechterhand de revolver leeg te schieten. Achterin de laadbak van de vrachtwagen lag soldaat Bert van Meerendonk met de lichte mitrailleur in de aanslag. De rest van de bemanning zat of stond met het wapen in de aanslag zodat ze de vijand, zodra ze die waren gepasseerd, onder vuur konden nemen.

Op basis van het kaartmateriaal lijken ze bij de kruising met de Oude Eltenseweg en de Schaapsdrift linksaf de Schaapsdrift in te zijn gegaan. Aan het eind van de Schaapsdrift dan rechtsaf de Sint Martinusstraat volgend richting het centrum van Beek. Voor de kerk sloeg men waaarschijnlijk linksaf de Kolkstedeweg in en bij de Zuider Markweg rechtsaf om vervolgens bij de Didamseweg linksaf richting Didam te gaan. Onderweg ontving de wagen diverse treffers, de banden raakten lekgeschoten en de motor werd geraakt waardoor ze de laatste vier kilometer richting Didam met een slakkengang van 20 km/uur aflegden.

Men kwam Didam binnen via de Wilhelminastraat om bij de Oranjestraat rechtsaf te gaan. Daar lagen 2 asperge-versperringen, zie A en B, waarvan die op de Oranjestraat gesloten was.

Aan de andere kant van de versperring kon men met een intacte vrachtwagen verder rijden door Didam en Loil richting Angerlo/ Bingerden. Men pikte onderweg de bemanning van versperring 2108; de brug over de Didamse wetering bij het stoomgemaal, op. Prins reed naar zijn zeggen naar Lathum waar de mannen door pontonniers de IJssel konden worden overgezet. Over het lot van luitenant Slinger is slechts bekend dat hij heeft doorgegeven dat de versperringen 2146, 2147 en 2182 waren gesteld en dat het bos bij Montferland in brand was gestoken. Vervolgens zou hij met een gereedstaande auto naar Lathum zijn vertrokken via Loerbeek, Stille Wald en Bingerden.

(Deze pagina is nog in bewerking. Derhalve zullen, voor zover noodzakelijk, nog aanvullingen en/of correcties volgen.)