Nederlandse Landmacht 1939/1940


Omvang Nederlandse Landmacht 1939/1940


Nederland had in 1939/1940 een beperkte strijdmacht. Met een inwoneraantal in 1940 van 8,8 miljoen inwoners werd een leger van slechts 280,000 man op de been gebracht (ca. 6% van de mannelijke bevolking). Ter vergelijking, Duitsland, met circa 69,3 miljoen inwoners, bracht een leger van ruim 4,3 miljoen man op de been in mei 1940 (ca. 12,5 % van de mannelijke bevolking). België, met circa 8,2 miljoen inwoners, had een leger van 610,000-630,000 man (ca. 16%) en Frankrijk, met 42 miljoen inwoners, kon 3 miljoen man (ca. 14%) op de been brengen met een contingent van bijna 2 miljoen man achter de hand.
Niet alleen in absolute aantallen, ook relatief gezien had Nederland dus een bijzonder klein leger.

Aard en geoefendheid


Wanneer we naar de samenstelling en de geoefendheid van de Nederlandse Landmacht in 1939/1940 kijken, dan is het beeld van de strijdkracht niet erg gunstig.

De Landmacht bestond vrijwel geheel uit dienstplichtige manschappen/ onderofficieren en reserve officieren. De opleiding van vijfenhalve maand voor de dienstplichtigen werd in de aanloop naar 1939/1940 verzorgd door een beroepskader bestaande uit onderofficieren en een enkele officier. De paar duizend beroepsmilitairen vormden een schril contrast met de ruim 200.000 dienstplichtigen.

Het grote gebrek aan onderofficieren werd in 1934 onderkend met de invoering van het capitulantenstelsel; dienstplichtigen konden na hun opleiding bijtekenen. De capitulant verdiende meer dan de diensplichtig onderofficier, maar minder dan de beroepsonderofficier. In 1938 en 1939 werden veel onderofficieren en officieren, die al langere tijd de krijgsmacht hadden verlaten voor een andere maatschappelijke invulling, terug in dienst geroepen.

De geoefendheid van de reguliere Nederlandse soldaat was de facto nauwelijks meer dan een militante burger als het aankwam op militaire kennis en kunde; veel verder dan basiskennis van wapens, uitrusting en basale militaire verplaatsing kwam men niet.

Voor intensieve velddienst of verdere militaire vorming was in de korte opleidingstijd geen ruimte. Veldoefeningen waren schaars en werden zelden in een groter verband dan compagniesverband georganiseerd, schietterreinen zag men maar een enkele maal.

Bewapening


De bewapening van de infanteriesoldaat bestond uit het Hembrug geweer M95 of de karabijn M95. Het wapen was niet modern, maar zeker niet verouderd of afgedaan. Kenmerkend voor de bewapening van het Nederlandse Leger 1939/1940 was het kleine aantal goede, zeer moderne wapens en het in verhouding grote aantal gedateerde wapens.
- Enerzijds bijvoorbeeld het pantserafweergeschut van Bohler dat modern en zeer goed was en anderszijds het 8-staal dat antiek, hopeloos verouderd was en amper nog tot dienst in staat.
- Enerzijds het gemoderniseerde artileriegeschut 7-veld met een groot bereik en relatief licht, anderszijds 12-lang staal [125 mm] en 15-lang staal [150 mm] die zwaar en versleten waren, eigenlijk ongeschikt voor intensieve inzet.
- Enerzijds de moderne DAF/Pantrado M39 pantserwagen en anderszijds een aantal eskadrons huzaren die te paard de strijd ingingen.

Voor het ongetrainde oog leek de bewapening dus best modern en goed, maar een nadere beschouwing liet al snel de grote tekortkomingen zien. In de linkerkolom staan verwijzingen naar de bewapening van de infanterie.

Onderdelen


De Nederlandse Landmacht bestond uit meerdere onderdelen, wapens en dienstvakken genoemd. De Luchtmacht was voor 1941 onderdeel van de landmacht. Traditioneel bestond de Nederlandse Landmacht uit drie legeronderdelen, de infanterie, de artillerie en de cavalerie, al snel kwam daar de genie bij. Bij de Landmacht werden traditioneel de onderdelen infanterie, artillerie, cavalerie en genie wapen genoemd; dus het Wapen der Infanterie; Wapen der Artillerie, Wapen der Cavalerie en het Wapen der Genie. In de rechterkolom een niet-limitatieve opsomming van onderdelen van de Landmacht. De huidige indeling in wapens en dienstvakken is bij traditiebesluit vastgelegd.

Uniform en uitrusting


Uit gesprekken met veteranen en uit hun geschreven verhalen kwam naar voren dat de uniformen van het Nederlandse Leger als niet erg comfortabel werden ervaren. Vooral de hoge kraag werd als zeer onplezierig/ zelfs hinderlijk beschreven. Er was in 1940 net een nieuw model uniform geintroduceerd met een "lage kraag". Slechts enige eenheden kregen het nieuwe uniform voor mei 1940. Tijdens de meidagen 1940 werd het nieuw model uniform dan ook door een enkeling gedragen, het merendeel droeg het oude uniform.

Voor het overige voldeden het uniform en de uitrusting overigens aan de standaarden van die tijd. De kepie die op fotomateriaal uit de mobilsatieperiode nog wel te zien was, was een herinnering uit vervlogen tijden waarop de traditionele details op verantwoorde en smaakvolle wijze waren aangebracht.

De helm was ronduit modern en had met de gestileerde heraldische leeuw op de helmplaat, een bijna kunstzinnige uitstraling. De naoorlogs hoax dat de helmplaat een zwakke plek zou zijn, lijkt inmiddels wel voldoende te zijn weerlegd.

Strategische overval


Vanaf grofweg 1933 groeide in Nederland de zeer terechte vrees voor een zogenaamde strategische overval. Na het artikel van P.L. van Boven in de militaire literatuur (Militaire Spectator) werd het gevaar hiervan steeds meer onderkend.

Duitse pantserwagens zouden binnen enkele uren kunnen zijn doorgestoten in de Vesting Holland; het zwaartepunt van de nationale verdediging waar stand moest worden gehouden, grofweg de provincies Utrecht, Noord- en Zuid Holland. De Nederlandse verdediging was gebaseerd op een dienstplichtigenleger dat eerst moest worden gemobiliseerd om iets te kunnen verdedigen. Een dergelijke voltallige mobilisatie zou enige tijd vergen.

Nog voordat een dergelijke mobilisatie goed en wel op gang zou zijn gekomen, de inundaties waren gesteld of de munitie was uitgedeeld, was Nederland al verloren, zo was het angstbeeld. Men constateerde namelijk dat het Duitse leger juist bezig was zich te bekwamen in snelle acties met gemotoriseerde eenheden.

De conclusie van de Nederlandse strategen was dat het land onbeschermd bleek te zijn tegen een snelle, strategische overval. Nederland moest daartegen beschermd worden. In het kader van die strategische beveiliging werden troepen vrijgemaakt, belangrijke bruggen bezet en ondermijnd, strategische plaatsen beveiligd. Zo werden in 1936 de rivierkazematten op het Fort Westervoort gebouwd, de bruggen ondermijnd, pantserhekken geplaatst en politietroepen op het Fort gestationeerd.

Dislocatie


Van oudsher kende de Landmacht een dynamisch Veldleger en een statische verdediging van Linies en Vestingen. In 1940 was het Veldleger (ongeveer 120.000 man) onder Luitenant Generaal J.J.G. baron van Voorst tot Voorst verdeeld in vier Legerkorpsen met elke twee Divisies waarin de Infanterieregimenten met de “lagere nummers” waren verzameld (zes regimenten per Legerkorps/drie per Divisie). Het Eerste Legerkorps lag in het Westen, het Tweede en het Vierde verdedigden de Grebbelinie en het Derde Legerkorps was gelegerd in Noord-Brabant. In Noord-Brabant waren ook de Peeldivisie en de Lichte divisie gestationeerd.

De rest van de militairen van de Landmacht werden verdeeld over de vier Brigaden (A,B,C en G met elk een of twee Infanterieregimenten) en vier gebieden, Friesland (TBF), Overijssel, (TBO) Limburg (TBL) en Zeeland (TBZ) gevuld met enkele infanterieregimenten met de “hoge nummers”en afgeslankte Grensbataljons.

De dynamiek van het Veldleger was zeer beperkt. Het 2e en 4e LK lagen bijvoorbeeld ingegraven in de Grebbelinie en dienden daar tot het uiterste stand te houden, het 1e Legerkorps lag in reserve in het Westen.

Het 3e Legerkorps, de Peeldivisie en de Lichte divisie trokken op 10 mei 1940 terug uit Noord-Brabant en zo werd het gehele Veldleger geconcentreerd in Vesting Holland.

Omgeving Westervoort


Rondom Westervoort lag in de IJssellinie het 35e Regiment Infanterie met in de voorposten (het gebied tussen IJssel en Duitse grens) het 22e Grensbataljon. Meer informatie over Nederlandse Leger in Westervoort en omgeving vindt u hier .

Beknopte uitleg van termen en begrippen bij de organisatie van de Landmacht 1939-1940 vindt u op grebbeberg.nl.