Mortiercompagnie infanterie oorlogsorganisatie (91 man)
Organisatie Mortiercompagnie
- Groep (12 man),
- Sectie (25 man=2 groepen+Cdt.),
- Compagnie (plusminus 91 man=3 sectiën+staf+korpstrein)
- 6 mortieren van 8
Inleiding
De mortiercompagnie was een vuurondersteunende eenheid van een infanterie regiment en viel onder het bevel van de regimentscommandant.
Elk regiment telde een mortiercompagnie bestaande uit drie sectiën met elk twee groepen, dus in totaal 6 mortieren van 8.
Elke groep/ stuk had een commandant, een plaatsvervangend commandant en twee bedieningsmanschappen.
De mortiercompagnie bestond uit 91 man.
De hier beschreven sterkte betreft de organieke sterkte, dat is de gewenste bezetting conform de opgestelde oorlogsorganisatie. De werkelijke sterkte week daar vaak beduidend van af en de organieke sterkte werd in veel gevallen niet gehaald.
Staf Mortiercompagnie
Compagniecommandant: Meestal een
kapitein, soms een
luitenant 1e klasse .
Bewapend met een pistool M25, een patronentasje met magazijn voor het pistool hing aan de koppelriem.
Toegevoegd sergeant: Meestal een
sergeant, soms een
korporaal.
Bewapend met een pistool M25, een patronentasje met magazijn voor het pistool hing aan de koppelriem.
Ziekenverzorger: Meestal een
soldaat,
soms een
korporaal.
Schoenmaker: Meestal een
soldaat.
Bewapend met een pistool M25, een patronentasje met magazijn voor het pistool hing aan de koppelriem.
Kleermaker: Meestal een
soldaat.
Bewapend met een pistool M25, een patronentasje met magazijn voor het pistool hing aan de koppelriem.
Vier ordonnansen met fiets: Meestal een
soldaat.
Meestal bewapend met een geweer M95, twee patronentassen met elk 60 patronen voor het geweer hingen aan de koppelriem.
Korpstrein
Groepscommandant: Meestal een
korporaal.
Bewapend met een pistool M25, een patronentasje met magazijn voor het pistool hing aan de koppelriem.
Drie munitiewagens met elk twee paarden:
Commandant Korpstrein: Meestal een
korporaal, soms een
soldaat.
Drie rijders-van-de-bok: Meestal een
soldaat,
soms een
korporaal.
Drie reservemanschappen: Meestal een
soldaat,
soms een
korporaal.
Drie Mortiersectiën
De kern van een Mortiercompagnie werd gevormd door drie mortiersectiën.
Elke sectie had:
Sectiecommandant: Soms een
luitenant 2e klasse ,
soms een
vaandrig,
soms een
AOOI,
soms een
SMi,
soms een
sergeant,
Elke sectie bestond uit twee mortiergroepen, elke
mortiergroep of stuk betond uit 12 man, een mortier van 8 op een houten kar en een munitienkar.