Naar staf 22 G.B. Naar tweede companie van het 22e  Grensbataljon Naar derde companie van het 22e  Grensbataljon Naar derde companie van het 19e  Grensbataljon Naar Staf tweede companie van het 22e Grensbataljon Naar sectie Koster; eerste sectie van de tweede companie van het 22e Grensbataljon, commandant eerste luitenant Koster (B-lijn Didam) Naar sectie Slinger; tweede sectie van de tweede companie van het 22e Grensbataljon, commandant luitenant Slinger (B-lijn Kilder) Naar sectie Mendell; derde sectie van de tweede companie van het 22e Grensbataljon, commandant eerste luitenant Mendell (B-lijn Babberich) Naar Staf derde companie van het 22e Grensbataljon Naar sectie Kesteloo; tweede sectie van de derde companie van het 22e Grensbataljon, commandant luitenant Kesteloo (Beek-'s Heerenberg) Naar sectie Steen; eerste sectie van de derde companie van het 22e Grensbataljon, commandant luitenant van der Steen, Zevenaar Babberich Naar staf derde companie van het 19e Grensbataljon, cp Azewijn Naar sectie Heemskerck; eerste sectie van de derde companie van het 19e Grensbataljon ('s-Heerenberg, Netteredn, Megchelen) Naar sectie Koldenhof; tweede sectie van de derde companie van het 19e Grensbataljon (Gendringen, Ulft)

Vak van het 22e Grensbataljon

Kaart van het gebied van het 22e Grensbataljon.

Het vak van 22 GB werd begrensd door de IJssel en de Nederlandse grens, in het zuiden afgebakend door de Rijn/ Pannerdens kanaal, en in het noorden door ongeveer de lijn. Angerlo, Kilder, Dinxperlo. Vanuit de commandopost van 22 G.B. in Westervoort werd o.a. de indelingen van de diverse eenheden, de aanleg van de versperringen, de verzorging en de instructies aan de troepen geregeld.

Het 22e Grensbataljon was geformeerd in september 1938 vanuit de lichting 1938 van het 22e Regiment Infanterie in Ede. Het meerendeel van de dientplichtigen was afkomstig uit de omgeving van Rotterdam.

In theorie (organiek) zou het uit ongeveer 450-500 mannen moeten bestaan, verdeeld over 24 gevechtsgroepen, 11 vuurondersteuningsgroepen en een aantal (gewone) ondersteuningsgroepen. In werkelijkheid was de sterkte veel lager, er waren voor dit vak geen vuurondersteuningsgroepen en minder gevechtsgroepen. De werkelijke sterkte zal in mei 1940 niet meer dan 400 man hebben bedragen, waarschijnlijk minder.

Reorganisatie:

Op 9 april 1940 vond in het vak een grote reorganisatie plaats. De eerste compagnie (1-22 G.B.) werd teruggetrokken achter de IJssel en ondergebracht bij het 35e Regiment Infanterie (4-III-35 R.I.). Ter compensatie werd de derde compagnie van het 19e Grensbataljon (3-19 G.B.) aan 22 G.B. toegevoegd. Zo bestond 22 G.B. dus in feite uit 2-22 G.B., 3-22 G.B. en 3-19 G.B. (zie boven).

Instructies 1939:

In het terrein tussen IJssel en de grens waren in dit vak een flink aantal versperringen voorbereid. Die moesten de tegenstander hinderen en vertragen. Het was voor de groepen van 2-22 G.B. de bedoeling dat ze de versperringen onder vuur zouden houden om de tegenstander te vertragen en vervolgens strategisch zouden terugtrekken naar de IJssel bij tevoren afgesproken oversteekplaatsen. Daarna zouden ze de verdediging van de IJssellinie gaan versterken; geleidelijk strategisch terugtrekken dus.

Instructies 1940:

Uiterlijk in april 1940 werden de instructies gewijzigd. De manier van geleidelijk terugtrekken werd verlaten. De groepen van de B-lijn (2-22GB) moesten zo snel mogelijk volgens tevoren afgesproken routes terugtrekken waarbij telkens bij het passeren van een versperringen werd gestopt. De versperring werd gesteld en de vernielingsploeg, die de versperring/vernieling had bewaakt, ging mee zodat in principe niemand zou worden achtergelaten. In de praktijk verliep het anders.

Voor de terugtrekkende militairen uit het vak van 22 GB waren drie overzetpunten voorbereid; een bij de oude schipbrug van Westervoort, een bij de pont van Lathum en een bij de pont van Bingerden. De voertuigen die niet overgezet konden worden, zouden ter plekke de rivier in worden gereden.

Twee ontsnappingsroutes

De sectien van Bergmans en Slagman lagen langs de grens en hadden geen ontsnappingsroute. Zij hadden slechts een taak in het doorgeven van grensoverschrijdingen door te geven en eventuele versperringen te stellen. De drie sectien van Seijffardt kregen de theoretische mogelijkheid om te ontsnappen volgens de voorgeschreven twee routes.

De sectie van Slinger zou in Kilder de versperringen stellen, vervolgens naar Didam rijden, daar de sectie van Koster oppikken en doorijden (via Bomerskolk) naar Bingerden (of Lathum).

De sectie van Mendell zou in Babberich een aantal versperringen stellen en daarna via Zevenaar, Duiven naar Westervoort rijden om daar de oversteekmogelijkheid bij de oude schipbrug benutten. Voor beide routes waren de nodige afspraken gemaakt, er waren vrachtwagens beschikbaar gesteld en het rijden van de routes werd geoefend.

2-22 G.B.

De tweede compagnie van het 22e Grensbataljon stond onder commando van kapitein C.F.H. Seyffardt. De eenheid lag in de tweede lijn (B- en C-lijn) en bemande het gebied tussen enerzijds de IJssel en anderzijds 3-19 G.B. en 3-22 G.B.

De commandopost was in Duiven.

1e sectie T. Koster (Didam)

2e sectie R.H.M. Slinger (Kilder)

3e sectie H.A. Mendell (Zevenaar/Babberich)

3-22 G.B.

De derde compagnie van het 22e Grensbataljon stond onder commando van eerste luitenant H.A.F. Bergmans en bemande de grensposten 1 tot en met 6. Adjudant luitenant Verberk, SMA Goudkamp.

Commandopost in Didam.

1e sectie commandant W.F. Van der Steen, plv.cdt. SMI Groenenberg:
– grenspost 1 bij nieuwe voetgangersbrug over de Oude Rijn bij Herwen; object 2174, commandant korporaal F. Braam.
– grenspost 2a bij het grenskantoor Babberich ter hoogte van de Emmerichseweg, commandant sergeant L.J. Liethof.
– grenspost 2b aan de spoorlijn bij grenspaal 680, commandant SMI Groenenberg
– grenspost 3 bij de Feldhauserweg,


2e sectie commandant Kesteloo:
– grenspost 4 bij de Zuider Markweg in de buurt van grenspaal 688 (Stal Kroes), commandant Zwarestein (zie Pelkman), bij Krus op het snijpunt van de Peppelstraat en de Landweerwal.
– grenspost 5 bij het grenskantoor Beek aan de Eltenseweg/ Beekerstrasse bij grenspaal 693.
– grenspost 6, aan de Eltenseweg bij de Landeswal in Stokkum


3-19 G.B.

De derde compagnie van het 19e Grensbataljon stond onder commando van kapitein J. Slagman; bemande de grensposten 7 tot en met 11. Totaal ongever 55 man.
Adjudant luitenant C.G. Spoon, SMA H. Volkers

Commandopost in Azewijn.

1e sectie
– grenspost 7, in het grenskantoor aan de Emmerikseweg bij het grenskanaal in 's Heerenberg
– grenspost 8, aan de Emmerikseweg bij het grenskanaal in Netterden

2e sectie
– grenspost 9, aan de Millingseweg in Megchelen
– grenspost 10, aan de Anholtseweg te Gendringen
– grenspost 11, aan de Engbergseweg in Ulft

Werkelijke sterkte:

Organiek; de in theorie gewenste samenstelling van een grensbataljon, zou 22 G.B. ongeveer 450-500 officieren, onderofficieren en manschappen moeten hebben. Wat betreft bezettingsgraad was het vak 22 GB in eerste instantie organiek redelijk goed bezet en zou er tot april 1940 bij een Duitse inval nog wel enige vertraging van de opmars mogen worden verwacht. Het 22e Grensbataljon bestond toen uit een staf van 40 man, drie compagnieën van 25 (staf) en 31 x 3 man (totaal 394 man) . In de praktijk waren echter lang niet alle eenheden op sterkte. In april 1940 volgde een reorganisatie waarbij het aantal grensbataljons bij TBO werd verminderd, een aantal compagnieën achter de IJssel werden geplaatst en een aantal manschappen werden verplaatst zodat de werkelijke bezetting waarschijnlijk slechts 268 man bedroeg; staf 22 GB (40 man); staf-2-22 GB (25 man), 1-2-22 GB ( 17 man), 2-2-22 GB ( 19 man), 3-2-22 GB ( 29 man), staf-3-22 GB (12 man), 1-3-22 GB ( 26 man), 2-3-22 GB ( 25 man), staf-3-19 GB (21 man), 1-3-19 GB ( 15 man), 2-3-19 GB ( 22 man); totaal dus 251.

Oorlogsverrichtingen:

De Nederlandse militairen in dit vak kregen het zwaar te verduren. De grensposten, gevormd door militairen van 3-19 G.B. en 3-22 G.B., werden vrijwel direct overlopen en hadden in de meeste gevallen nog net tijd genoeg om de overschrijdingen te melden. Met uitzondering van grenspost 4 stonden de posten telefonisch in verbinding met de cp van hun compagniescommandant (CC) in Didam of Azewijn. Bij elk grenswachtdetachement was een motorrijder ingedeeld om eventuele overschrijdingen direct te melden bij zijn compagniescommandant.

De troepen in de tweede lijn, die van 2-22 G.B., dus de sectiën van Slinger, Koster en Mendell slaagden er grotendeels in de versperringen te stellen. Van de sectie Slinger kon sergeant Kruithof vanuit Kilder met een vernielingsploeg Didam bereiken. De sectie Koster had de Duitse overvalploeg tegengehouden en was op het moment dat Kruithof aankwam al gevangen genomen. Kruithof reed verder en kon bij Lathum over de IJssel ontsnappen, zie sectie Slinger. Slinger zelf kon met zijn personenwagen ontkomen via Loerbeek, Stille Wald en Lathum. De sectie van Mendell werd al in Babberich door een groep SS-ers waaronder Kepplinger, tot stoppen gedwongen en krijgsgevangen gemaakt bij de Veerweg. Mendell zelf raakte zwaargewond toen hij met zijn personenwagen bij de Veerweg werd beschoten.

De commandopost van 3-19 G.B. in Azewijn werd niet aangevallen en bleef een tijdlang berichten doorgeven over passerende voertuigen en Duitse troepen. De commandopost van 3-22 G.B. in Didam werd kort na de grensoverschrijdingen aangevallen en moest zich al snel overgeven. De commandopost van 2-22 G.B. in Duiven rachtte om voordat de SS-ers er waren te ontsnappen. Zij werden bij Lathum alsnog gevangen genomen. De commandopost van 22 G.B. werd al snel na de grensoverschrijdingen ontruimd, de bemanning kon over de IJssel ontsnappen via de steenfabriek waar een sleepboot hen naar Arnhem voer.

Verliezen:




(Deze pagina is nog in bewerking. Derhalve zullen, voor zover noodzakelijk, nog aanvullingen en/of correcties volgen.)