Home Verhaal Fotoboek Discussiegroep



Overvalploeg Didam
> Situatie Didam op 10 mei 1940

Bronmateriaal
> Kaderlijst NL
> Tijdtafel 9/10 mei 1940

Verhalen en verslagen
> Verslag C.-22 G.B.
> Verslag C.-2-22 G.B.
> Verslag C.-1e-2-22 G.B.
> Verslag C.-3-22 G.B.

> Dagboek Klaas Kaspers
> Dagboek Henk Vernij
> Verklaring H. Vernij
> Verklaring W. Nova
> Verklaring van Zuuren

Kaartmateriaal
> Stafkaart Arnhem en omgeving 1933
> Vuurplan IJssellinie/Westervoort
> Duitse opmars IJssellinie Zuid

Personen
> Sergeant Klaas Kaspers


 

Verslag grensoverschrijdingen majoor A. van Soest


22e GRENSBATALJON

COMMANDANT.

- - - - - - - - - - - - - - - - - -

Te Velde, 19 Mei 1940.

ONDERWERP

Verslag grensoverschrijding

in vak 22 G.B. op 10 Mei 1940.


In den morgen van 10 Mei 1940 te 3.00 werd door de objectbezetting te Didam onder commando van de reserve 1e luitenant T. Koster een rijwielpatrouille bestaande uit één sergeant majoor en +/- 25 man aangehouden, welke naar het oordeel van den sectiecommandant (S.C.) hem verdacht voorkwam. De Commandant van de patrouille toonde aan den S.C. een doorlaatbewijs geteekend door den Chef van den Staf van den T.B.O. G. Dijkstra. De mitrailleur werd op dit personeel gericht waarna men tot ontwapening en fouillering overging, terwijl inmiddels hulp werd gezonden om deze militairen naar Arnhem over te brengen voor nader onderzoek door de militaire Politie . Volgens mededeeling van den S.C. waren zij gekleed in Nederlandsche uniform met bordpapieren helm en bewapend met automatische geweren.

Zonder de objectbezettingen te ontblooten werden op mijn last eenige manschappen ter assistentie naar het bedoelde object gestuurd, terwijl ik bevel gegeven had te schieten zoodra ver dachte handelingen gepleegd zouden worden.

Op 10 Mei 1940 te 3.30 werd mij grensoverschrijding door Duitsche infanterie gemeld door de navolgende commandanten

1. S.C. Babberik - S.M.I. Groenenberg

2. Compagnie commandant (C.C.) 3 - 22 G.B. te Didam - 1e Luitenant Bergmans

3. C.C. 2 - 22 G.B. te Duiven - Kapitein Seyffardt

4. C.C. 3 - 19 G.B. te Azewijn - Kapitein Slagman

Het radio-ontvangtoestel was nog niet aangesloten doch werd dien dag om 0.10 op een auto-accu provisorisch in werking gesteld op het moment van grensoverschrijding werkte het toestel echter niet meer.

De berichten van grensoverschrijding werden doorgegeven aan C.- Groep IJssel Zuid en T.B.O..

Te 3.40 meldde C. 2-22 G.B. mij dat alle objecten te Babberik vernield waren aangezien zij anders in handen van den vijand zouden zijn. gevallen (waarschijnlijk is de brug: Aerdt-Babberik object No. 2174: niet vernield).

C.-3-22 G.B. meldde mij om 3:45 dat hij omsingeld werd door Duitsche troepen en zich zou moeten overgeven.

De bezetting te Babberich heeft zich tot het uiterste verzet doch werd, omtrokken door troepen welke via de Wartmanshof en de weg in aanleg Aerdt- Babberich waren gekomen, waardoor de bezettingen niet per auto de terugtocht konden aanvaarden.

Te +/- 4.00 meldde C.-2-22 G.B. mij dat het object 2103 2173 vernield waren.

Vervolgens werd het object de Leigraaf dat door mijn personeel werd overgenomen van 11 C.P. vernield.

Dit object (ongenummerd) was een verhakking van +/- 100 m lengte gelegen aan den hoofdweg Westervoort - Zevenaar Kilometerpaal 7.

De vernieling van de objecten werd onmiddellijk telefonisch gemeld aan C: - Groep IJssel Zuid, en terwijl mijn luitenant-adjudant nog in verbinding was met. C.-Groep IJssel Zuid, meldde een post opgesteld nabij mijn commandopost (cp.) ter beveiliging van dit perceel, dat een pantsertrein was opgestoomd naar de brug te Westervoort, zoodat, dit bericht op het moment van waarneming werd doorgegeven aan C.-Groep IJssel-Zuid. Eenige ogenblikken later, sprong de brug over den IJssel te Westervoort.

Aangezien alle vernielingen waren uitgevoerd en de meldingen waren verricht besloot ik volgens mijn instructie den terugtocht te aanvaarden.

Een gedeelte van het personeel van mijn cp. was reeds op het overgangspunt 500 m Zuid van het Fort Westervoort gedirigeerd. Inmiddels waren de geheime archieven verbrand en het radiotoestel vernield.

Toen al het personeel uit mijn cp. vertrokken was ben ik vergezeld van mijn luitenant-adjudant H.O. van Rijn en den bataljonsarts J.E. Willems per auto vertrokken naar het overgangspunt te Westervoort.

Voor het springen van de brug had ik in overleg met den burgemeester te Westervoort opdracht gegeven tot evacuatie van de bevolking der huizen in de onmiddellijke nabijheid van de brug en spoorbaan, zooals dit in 1939 was voorbereid.

Mijn cp. bevond zich tegenover de R.K. Kerk te Westervoort, zoodat - om het overgangspunt te bereiken - een viaduct gepasseerd moest worden onder de spoorbaan Arnhem – Zevenaar.

De pantsertrein stond boven op het viaduct, terwijl ter hoogte van het station Westervoort nog twee treinen waren opgesteld een met manschappen en één met materieel, zooals stukken geschut, overzetmaterieel e.d.

Met volle vaart ging hit onder de spoorbaan door in de richting van het overzetpunt wij werden echter niet beschoten.

Bij het overgangspunt aangekomen bleek dat de motorvlotten niet meer aanwezig waren /op den eigen oever/ en teruggetrokken.

Overtocht op dit punt was niet meer mogelijk.

Eenige oogenblikken later kwam onze plaats onder mitrailleurvuur van den pantsertrein, zoodat al het personeel dekking moest zoeken tegen een duiker in de omgeving van het overzetpunt.

De kazemattenlinie aan eigen oever had ons herkend aan de oranje armbanden, zoodat zij niet op ons hebben gevuurd.

Ik ben toen langs den Oostoever van den IJssel stroomopwaarts tot aan den Rijn gegaan, waarbij wij gedeeltelijk gedekt warden door den hooge dijk aan den vijandelijke oever. De eigen troepen aan den Westoever van den IJssel toonden een voorbeeldige vuurdiscipline en er werd alleen op werkelijke vijandelijke doelen geschoten.

Na 500 m langs den Oostoever van den IJssel door de uiterwaarden getirailleerd te hebben, bereikten wij een steenfabriek, waardoor wij voorloopig buiten het vuur van den vijandelijke mitrailleur waren gekomen.

Zoo bereikten wij zonder verliezen het punt waar de IJssel uit den Rijn ontstaat.

Wij zagen 2 marinevletten de Rijn afkomen doch deze hebben op ons aanroepen niet gestopt aangezien zij vermoedelijk meenden met Duitsche militairen te doen te hebben. Mijn luitenant-adjudant kreeg echter spoedig contact met den 1e luitenant Veenendaal S.C. bij 4-III-35 R.I., die, aangezien deze compagnie tot voor 9 April 1940 tot 22 G.B. had behoord, spoedig bemerkte met eigen troepen te doen te hebben. Genoemde luitenant gaf een soldaat bevel zich naar een in de Rijn op stroom liggende sleepboot te spoeden om ons op te halen: Toen de sleepboot-kapitein dit weigerde, bracht de soldaat zijn geweer in aanslag onder mededeeling "haal die soldaten of ik schiet".

Hierop is de sleepboot naar den Oostoever gevaren doch vaas het in verband met den lagen waterstand niet mogelijk den oever te bereiken, deels door het water badend en verder per sloep is het personeel naar de sleepboot gebracht.

Nadat het eerste deel zich op de boot bevond scheerde een Duitsche bommenwerper over het schip en overzetplaats op +/- 75 m hoogte. Het vliegtuig vuurde echter niet op ons.

Het personeel van mijn cp. bevond zich spoedig aan boord van de sleepboot in heb ik bevel gegeven mij naar Arnhem te brengen.

Op de Rijnkade te Arnhem aangekomen bleek al spoedig dat de brug gewoon verkeer Arnhem geheel vernield was, terwijl de ruiten overal in het rond vernietigd waren.

Met gevorderde automobielen heb ik mij ingevolge mijn instructies begeven naar C.-III-35 R.I. te Velp om mij met mijn overgebleven troepen onder bevelen te stellen van genoemden commandant, terwijl den officier van gezondheid J.E. Willems met zijn geneeskundig personeel werd ingedeeld bij het geneeskundig personeel van IlI-35 R.I.

De troepen werden verzameld bij Kasteel Biljoen en bleek dat bij hit tweede overzetpunt in mijn vak t.w. het Latumsche voetveer ongeveer 70 man waren overgezet.

Na hergroepeering van de teruggekomen objectbezettingen waren met uitzondering van het personeel van mijn cp. aanwezig:

1 officier = 1e luitenant Slinger S.C. Kilder

1 s.m.i. = Groenenberg S.C. te Babberík

5 sergeanten

4 korporaals

63 man

2 chauffeurs


grootendeels personeel van de objecten 2146 te Kilder 2182, aan den weg Beek – Zeddam en 2147 aan den Peeskesweg.

Nadat 2 sectiën waren geformeerd gaf C . -III-35 R.I. mij om +/- 10.30 opdracht met beide sectiën den westrand van de stad Velp te bezetten in verband met een doorbraak van de Duitschers te Arnhem en vermoed kon worden dat de vijand zou trachten de verbinding Arnhem – Doesburg langs den hoofdweg tot stand te brengen.

Deze vermoedens bleken juist te zijn want in den middag werden 3 verkennende motorrijders gedood en 3 gevangen genomen. Bij de krijgsgevangen bevond zich 1 Duitsche officier (een wegingenieur), die den toestand van de verbindingsweg Arnhem – Doesburg moest verkennen.

De verbinding tusschen de beide doorbraakpunten van de IJsselstelling Arnhem en Doesburg is tot 18.00 niet tot stand gebracht. Het personeel van beide sectiën was echter zeer vermoeid aangezien de paraatheid aan de grens bij de objecten en de enerveerde terugtocht zeer veel van hun krachten gevergd hadden.

Daar steeds meer troepen Arnhem binnenrukten werden beide sectiën teruggetrokken op den kunstweg Zijpendal – Beekbergen en om 22.00 werden beide sectiën onder de bevelen gesteld van C.-1-III-35 R.I., waarna ik met mijn personeel werd toegevoegd aan Staf-III-35 R.I.

Met dit onderdeel werd onder commando van de Majoor Tiesselinck (C.-III-35 R.I.), den terugtocht aanvaard per auto door den Imbosch, Terlet, Woeste Hoeve, Hoenderloo - Otterloo - Harskamp, - Kootwijkerbroek - Barneveld - Terschuur - Amersfoort en vervolgens naar Zeist alwaar ik na hergroepeering met mijn luitenant-adjudant werd toegevoegd aan den Staf van den Kolonel J. Dwars.

Indien ik het verloop van den strijd en de meldingen van de ondercommandanten van mijn bataljon nader beschouw, blijkt mij, dat vak 22 G.B. goed was voorbereid tegen het optreden van pantserwagens, waarbij de betonnen muren een zeer nuttig effect heb­ben gehad.

Het zwakke punt in het vak was, de spoorbaan Elten - Arnhem waarvan de vijand een zeer nuttig gebruik he gemaakt.

Door het in bedwang houden van het station Zevenaar, alwaar de trein op een dood spoor gebracht had kunnen worden, waren alle moeilijkheden uit den weg geruimd.

Het stuk pag. hetwelk destijds nabij KP 102,5 aan deze spoorbaan was opgesteld, werd op 8 April j.l. achter den IJssel gebracht ter nadere indeeling bij het Veldleger.

Voor zoover mijn gegevens op het oogenblik strekken is niet gebleken, dat de officieren, onderofficieren en minderen niet volgens hun bestaande instructie gehandeld zouden hebben.

Mededeelingen van personeel, hetwelk na IJssel-overschrijding nog tot mijn bataljon behoorde:

l. De reserve 1e luitenant R.H.M. Slingers S.C. te Kilder waar o.m. toe behoorde de objecten 2146 = paalversperring te Kilder, object 2182 = doorgraving Beek - Zeddam object 2147 = paalversperring deelde mij mede, dat hij toen het object in handen van den vijand dreigde te vallen, de draden der gestelde paalversperring te Kilder heeft doen doorknippen en den vijand met de lichte mitrailleur nog heeft opgehouden tot dat het bosch van het Montferland op dat punt met de gereed gezette petroleum was aangestoken. Vervolgens is hij per gereedstaande auto den terugtocht begonnen langs een tevoren verkende weg Kilder - Loerbeek - Stille Wald - Bingerden naar het overgangspunt te Latum.

2. S.M.I. Groenenberg , S.C. te Babberich meldde mij, dat de objecten en grenswachten uiterste weerstand hadden geboden, doch dat den terugtocht per auto door omsingeling niet meer mogelijk was, zoodat hij met 3 man per rijwiel terug moest gaan. Langs binnenwegen bereikte hij Zevenaar alwaar hij den opzichter van Gem. werken nog opdracht heeft gegeven de versperring in den Oostrand van Zevenaar te sluiten om vervolgens terug te trekken op Duiven.

Te Zevenaar is hij nog beschoten door onbekend gebleven per­sonen. Na aankomst bij object 2103 en 2178 (de Plak) heeft hij het personeel van deze B-lijn objecten opdracht gegeven de vernieling uit te vieren aangezien de vijand reeds tot voorbij Zevenaar was doorgedrongen, waarna hij via de Plaksche straat terug getrokken is op object 2134 = Kerkbrug, na vernieling van dit object bereikte hij het overgangspunt te Latum alwaar vier motorvletten gereed lagen.

3. Sergeant Kruithof bevond zich na vernieling van het object 2147 = paalversperring Peeskesweg op weg naar Latum en stuitte te Didam op een Duitsche bezetting van +/- 100 man.

Al vurende sloegen zij zich door de totaal verraste Duitsche troepen heen, waarbij een vijftigtal Duitschers door het mitrailleurvuur werden gedood of gewond.

De banden van den auto werden lek geschoten, doch zonder verdere moeilijkheden bereikte men door de Noordelijke paalversperring te Didam het overzetpunt Latum.


Voor een eervolle vermelding komen m. i. dan ook in aanmerking:

Sergeant Kruithof van 22 G.B.

Soldaat Prins van het Vrijwillige Landstormkorps (VL.Md.) ingedeeld bij 22 G.B. terwijl ook den reserve 1e luitenant R.H.M. Slinger en sergeant majoor instructeur Groenenberg van 22 G.B. eveneens voor een eervolle vermelding in aanmerking komen.

Uit mededeelingen van een soldaat van 4-III-35 R.I. (voor de reorganisatie behoorende tot 1-22 G.B.) welke tijdelijk krijgsgevangene was geweest, doch later weer wist te ontsnappen vernam ik nog dat Sergeant Ewijk van 4-III-35 R.I. (voor de reorganisatie behoorende tot 1-22 G.B.), behoorende tot de fortbezetting te Westervoort zich zeer moedig zou hebben gedragen. Toen het fort tot overgave gedwongen was heeft de bezetting vanuit zijn kazemat gevuurd tot de laatste patroon verschoten was.

Het personeel van deze kazemat wilde zich overgeven, maar sergeant Ewijk heeft met zijn pistool in de hand de bezetting gedwongen stand te houden tot het uiterste, Voor zoover nog bekend is, is de bezetting van deze kazemat en sergeant Ewijk gesneuveld, toen zij van dichtbij bestookt werden met handgranaten.

Voorts is mij nog gemeld, dat de adjudant onderofficier instructeur (adj. o.o.i.) Klinkspoor en de sergeant majoor instructeur van Battum van 4-III-35 R.I. nadat zij met +/- 30 man IJsselstelling moesten ontruimen, deelgenomen hebben aan den strijd in de Grebbelinie bij een onderdeel van 11 R.I.. Alhoewel deze manschappen en sectiecommandanten zeer vermoeid waren hebben zij uitstekend gevochten en blijkens ontvangen mededeelingen is de adj. o.o.i. Klinkspoor hierbij gesneuveld.



De Majoor,

Commandant 22 G.B. ,


Aan:

C.V.

T.B.O.

C.-Gr-IJ-.Z.



Na afsluiting van het bovenstaande meldde zich bi j mi j de Opzichter van Fortificatiën 3e kl. J.Sipkes, leider der vernielingen in vak 22 G.B., die op last van den E.a.I te Haarlem op 17 bilei 1940 in Arnhem is geweest.

Opzichter Sipkes voornoemd deelde mij het navolgende mede:

De brug over den Ouden Rijn bi j Aerdt is - zulks in afwijking van het boven uitgesproken vermoeden - toch vernield.

Dit mag een bewijs zijn van de groote pararatheid van de bezetting van deze brug, welke aan de noordoostzijde op slechts

± 30 m van de Duitsche grens is gelegen. Ik had aan de zijde van de Duitsche grens een stevige draadafsluiting laten maken en ver­der langs de peilers ook de toegang te water met prikkeldraad doen afsluiten, benevens een schotvrije opstelling laten maken voor de man, die het vuurkoord moest aansteken. Hier stond echter tegenover, dat de bezetting van de brug slechts bestond uit 1 korporaal en 6 man. Bij mijn inspecties heb ik de commandant, korporaal Braam herhaaldelijk op de gevaarvolle ligging gewezen en uiterste paraatheid bevolen. De korporaal 1 Braam verklaarde steeds: "U kunt erop rekenen, dat de brug er uit gaat".

De bezetting is helaas bij het terugtrekken riet een vrachtauto vanuit een hinderlaag, nabij het snijpunt van de weg Babberich – Herwen met kunstweg Elten – Arnhem, overvallen en door het werpen van een handgranatenpakket onder de auto gedood. De korporaal v.d. Lee van 1 Regiment Genietroepen als oudste toegevoegd aan den Leider Vernielingen Vak 22 G.B. heeft nog medegedeeld, dat hij na het stellen van de verhakking nabij de Leigraaf 2 km oost van Westervoort gevangen is genomen en direct werd ondervraagd door een Duitsch officier. Men vroeg hem o.m. "waar is de Majoor van Soest en waar is de opzichter van Fort Sipkes?".

De korporaal v.d. Lee deelde nog mede, dat/verhakking in + 5 minuten was opgeruimd door middel van kettingen achter tanks


Te Velde, 21 Mei 1940.

De Majoor, C.-22 G.B.,


A. van Soest.

 
Gebruiksvoorwaarden Copyright 2014-2015 J.F.D. Bruinsma, bijgewerkt op 27 januari 2015